Er is interessante informatie over een claimuitspraak tegen vliegtuigmaatschappij Iberia.
Lees hieronder de uitspraak van de Rechtbank in Amsterdam.
Instantie Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak 15-10-2021
- Datum publicatie 11-11-2021
- Zaaknummer cv20-22358
- Rechtsgebieden Europees civiel recht
- Bijzondere kenmerken Eerste aanleg – enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
- Veroordeling van vliegmaatschappij Iberia om aan passagiers ticketkosten (terug) te betalen
- Vindplaatsen Rechtspraak.nl
- Uitspraak
- Vonnis
- Afdeling privaatrecht
- zaaknummer: 8924453 CV EXPL 20-22358
- vonnis van: 15 oktober 2021
- fno.: 94
- I n z a k e
- beiden wonende te [woonplaats]
- ECLI:NL:RBAMS:2021:6429
- RECHTBANK AMSTERDAM
- vonnis van de kantonrechter
- [eiser 1]
3. [eiser 3]
–
1.1.
1.2.
1.3.
allen wonende te [woonplaats]
wonende te [woonplaats]
eisers
nader te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
t e g e n de vennootschap naar buitenlands recht Iberia Lineas Aereas de Espana Sociedad Anonima
Operadora gevestigd te Amsterdam gedaagde nader te noemen: de vervoerder gemachtigde: mr. N. Bekri
dagvaarding van 2 december 2021 met producties;
antwoord met producties;
instructievonnis;
repliek met producties
dupliek met producties;
akte uitlating producties van de passagiers
dagbepaling vonnis.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
De passagiers 1 en 2 hebben bij de vervoerder voor henzelf en hun twee minderjarige kinderen
een vliegreis van Amsterdam naar Madrid geboekt, uit te voeren op 16 april 2020. De passagiers 3
tot en met 6 hebben bij de vervoerder een vliegreis geboekt van Amsterdam via Madrid naar
Tenerife uit te voeren op 25 april 2020 en van Tenerife via Madrid naar Amsterdam uit te voeren op
3 mei 2020.
Alle vluchten zouden worden uitgevoerd door de vervoerder.
De vluchten zijn door de vervoerder vanwege de corona pandemie eind maart 2020 geannuleerd.
[eiser 4]
[eiser 5]
[eiser 6]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1.4.
1.5.
De passagiers hebben bij de vervoerder om terugbetaling van hun tickets verzocht. De
passagiers 1 en 2 hebben de vorderingen van hun minderjarige kinderen gecedeerd aan zichzelf.
De vervoerder heeft de tickets niet aan de passagiers zelf betaald.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.569,42, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 dagen na annulering tot
aan de dag der algehele voldoening;
b. € 381,94 ter zake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf de datum van de ingebrekestelling tot aan de dag der algehele
voldoening;
c. de proceskosten.
De passagiers baseren hun vordering op artikel 5 lid 1 sub a jo artikel 8 lid 1 van de Verordening
(EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van
gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en
annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91
(hierna: de Verordening).
Zij stellen dat de vervoerder ondanks herhaalde aanmaning heeft geweigerd de kosten van de
tickets aan hen terug te betalen. De vervoerder heeft met de gestelde betaling aan de reisagenten
niet bevrijdend betaald. Zij hebben deze betaling ook niet van de reisagenten ontvangen.
De vervoerder voert aan dat de passagiers sub 1 en 2 niet hebben onderbouwd hoeveel zij voor de
geannuleerde vlucht hebben betaald. De door hen overgelegde stukken hebben betrekking op een
totaalbedrag van een heen- en terugvlucht, waarvan de terugvlucht niet door haar zou worden
uitgevoerd. Nu niet valt vast te stellen wat de kosten voor de heenvlucht waren, dient de vordering te
worden afgewezen.
De vervoerder voert subsidiair aan dat de passagiers 1 en 2 hun tickets hebben gekocht via
Schipholtickets. Zij heeft aan haar twee maal een bedrag van € 27,87 gerestitueerd in verband met de
annulering.
De vervoerder voert verder aan dat de passagiers 3 t/m 6 hun tickets ook hebben geboekt via
Schipholtickets. Zij heeft Schipholtickets 5 maal een bedrag van € 341,78 gerestitueerd in verband met
de geannuleerde boekingen. Nu de boekingen en de betalingen via de tussenpersoon is verlopen als
ook de annulering van de vlucht, mocht zij er in redelijkheid vanuit gaan dat zij de restitutie ook via de
tussenpersoon mocht doen.
Artikel 5 lid 1 sub 1 van de Verordening luidt:
“Ingeval van annulering van een vlucht, wordt de betrokken passagiers door de luchtvaartmaatschappij die
Vordering en verweer
Beoordeling
Beoordeling
de vlucht uitvoert bijstand geboden als bedoeld in artikel 8.”
Artikel 8 van de verordening luidt:
“Wanneer naar dit artikel verwezen wordt krijgen de passagiers de keuze tussen:
a) volledige terugbetaling van het ticket binnen 7 dagen…”
Overeenkomstig de Verordening moet de maatschappij die de vlucht uitvoert haar verplichtingen ten
opzichte van de passagier nakomen. Komt de maatschappij die verplichtingen niet na dan is de
maatschappij – behoudens uitzonderingen, die hier niet aan de orde zijn omdat partijen het er over
eens zijn dat de vlucht op regelmatige wijze is geannuleerd – gehouden de passagiers te
compenseren. De passagiers hebben niet betwist dat zij de tickets via een online reisbemiddelaar
hebben geboekt. Volgens de vervoerder heeft zij de kosten van de tickets aan de betreffende
tussenpersoon en daarmee bevrijdend betaald. Gelet op inhoud en strekking van de Verordening,
dient de maatschappij in beginsel de passagiers rechtstreeks te compenseren. Dat er in deze kwestie
op deze regel een uitzondering zou bestaan, omdat tussen passagiers en reisbemiddelaar en/of
maatschappij en reisbemiddelaar andere afspraken zijn gemaakt, is gesteld noch gebleken. De
passagiers voeren aan dat zij geen betaling (van de tussenpersoon) hebben ontvangen. Nu de
vervoerder dat niet heeft betwist, wordt als vaststaand aangenomen dat de passagiers zelf de
terugbetaling nog niet hebben ontvangen. Dit betekent dat de vervoerder zal worden veroordeeld de
tickets aan de passagiers te betalen.
De passagiers hebben producties overgelegd waaruit blijkt wat de totale kosten voor de
retourtickets van passagiers 1 en 2 en hun twee minderjarige kinderen waren. De terugvlucht werd
uitgevoerd door Air Europa. Het kan niet aan de passagiers worden tegengeworpen dat zij niet in
staat zijn de kosten van de heen- en terugreis te specificeren. De vervoerder had eenvoudig kunnen
nagaan voor welk bedrag zij de heenreis aan de passagiers heeft aangeboden. Dat heeft zij
nagelaten, de vervoerder heeft slechts een overzicht overgelegd waarop is vermeld dat aan een
reisbemiddelaar belastingen zijn terugbetaald, de hoogte van de reissom blijkt uit deze stukken niet.
Het komt de kantonrechter daarom redelijk voor dat de passagiers de helft van de reissom van de
vervoerder vordert.
Nu de vervoerder verder de hoogte van de hoofdsom niet heeft weersproken, zal de vordering
worden toegewezen.
De passagiers hebben niet aangetoond dat er meer dan een enkele standaardbrief aan de
vervoerder is verzonden. Daarnaast hebben de passagiers naar het oordeel van de kantonrechter
onvoldoende onderbouwd gesteld dat de gemaakte kosten betrekking hebben op andere
werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. De
passagiers hebben derhalve onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt
als bedoeld in artikel 6:96 BW. De vordering van buitengerechtelijke kosten en daarover berekende
wettelijke rente zal daarom worden afgewezen.
De vervoerder zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden
veroordeeld.
De kantonrechter:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van:
€ 2.569,42 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 dagen na de annulering
BESLISSING
tot aan de voldoening;
veroordeelt de vervoerder in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de
passagiers begroot op:
exploot € 100,89
salaris € 420,00
griffierecht € 525,00
totaal € 1.075,89
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van een bedrag van € 62,00 aan nasalaris, te verhogen
met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft
plaatsgevonden en de vervoerder niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft
voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Wesdorp, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op
15 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.